Complexe Adaptieve Systemen

Robert G. Hagstrom maakt in zijn werk ‘Investing: the last liberal art’ een mooie omschrijving van een huidige, complexe visie op de wereld. Alles begint bij Newton.

Op een bijzondere avond in het verre 1665 zit Isaac Newton in zijn tuin en ziet de befaamde appel van de boom vallen. En zo ontstond de gravitatiewet die alles zou veranderen.

Even kort door de bocht: Planeten blijven in hun vaste baan omdat de snelheid van hun voorwaartse beweging gebalanceerd wordt door de zwaartekracht die hen naar de zon toe trekt. Twee gelijke krachten dus, die elkaar in evenwicht houden.

Dat is het equilibrium. Equilibrium wordt omschreven als de staat van evenwicht tussen twee tegenwerkende krachten of invloeden. Het is het prototype voorbeeld van een systeem dat in rust is (ook al moeten we een verschil maken tussen statisch en dynamisch equilibrium).

Laten we zeggen dat Newtons ontdekking niet slechts een belangrijke invloed heeft gehad op de fysica. In feite heeft het voor een lange tijd heel ons wereldbeeld bepaald. Met name: het ultieme doel van alles (lees: de natuur) is een continu streven naar evenwicht. Evenwicht is met andere woorden de natuurlijke toestand van een gezond, natuurlijk (eco)syteem.

Maar klopt dit wel? Streeft alles naar een equilibrium?

Het lijkt te eenvoudig om waar te zijn en we weten nu ook dat dit zo is. De werkelijkheid is simpelweg veel complexer dan dat. De natuur laat zich (nog steeds niet) vatten in een eenvoudige definitie. Niets bestaat in een vacuüm, alles is in connectie met alles. Deze verbondenheid vormt een geldig alternatief voor de zogenaamde bestaande waarheid. Een inzicht in deze mogelijke waarheid bieden zogenaamde complexe adaptieve systemen.

Hier komt het op neer: een complex adaptief systeem bestaat uit vele, verschillende onderdelen die continu met elkaar in interactie zijn. Naargelang de verandering in hun omgeving passen ze zich aan.

Dit in tegenstelling tot een eenvoudig (of enkelvoudig) systeem, dat zeer lineair is. Er is weinig tot geen interactie of wisselwerking met ander actoren. Het staat als het ware op zichzelf (en is in die zin ook slechts theoretisch in zijn bestaan).

Ieder complex adaptief systeem is in feite een netwerk van verschillende individuele actoren, die parallel van elkaar werken en toch met elkaar interageren of op elkaar inspelen. Dit wil dus zeggen dat ieder onderdeel onafhankelijk bestaat maar slechts in zijn connectiviteit de hoogst mogelijke weerstand kan bieden.

Voorbeelden van complexe adaptieve systemen zijn bijvoorbeeld: het centrale zenuwsysteem, ecologie, een mierenkolonie, politieke systemen, sociale structuren, economieën en ja ook de algoritmes van Google .

Nu wat maakt een systeem adaptief en complex tegelijk? Volgens Hagstrom is dit de cruciale kritieke variabele: de actoren (of dit nu mieren of neuronen zijn) in het systeem accumuleren ervaring door met elkaar te interageren. Ze zijn dan in staat om zich te adapteren (aan te passen) aan een veranderende omgeving.

Hieruit volgt dat zo’n systemen in continue beweging zijn en m.a.w. nooit de toestand van een perfect equilibrium zullen bereiken. Ze zijn nooit in rust. (Complex adaptive systems are in a contant process of evolving over time)

Hagstrom concludeert (in dit geval over de markten en de economie) dat niets louter rationeel is en dat dus in feite niets op deze wijze kan worden omschreven. Het biedt zo een holistische oplossing voor een singuliere kijk op de wereld: ze is organisch en niet in se mechanisch, ze is niet rationeel vatbaar maar eerder imperfect efficiënt.

In feite is alles verbonden en verstrengeld met elkaar. De processen zijn niet lineair en vaak onvoorspelbaar, met plotse en abrupte veranderingen. Kleine aanpassingen kunnen hierbij een immense impact hebben, terwijl grote ingrepen weinig tot geen effect kunnen hebben.

Bovendien is het gedrag van zo een systeem groter als de som van zijn onderdelen. Het is dus belangrijk om het systeem in zijn geheel te bestuderen in plaats van ieder onderdeel apart.

Dit is bij nader inzien een zeer treffende omschrijving van een zelfvoorzienende, decentrale, holistische of generalistische levensvisie. De individuele – lees specialistische – handeling is te verwaarlozen. Het is de optelsom en de onderlinge interactie van een ruime waaier aan activiteiten (het diversifiëren) die de meeste kans op slagen bieden. Het benadert een manier van leven (of een levensvisie) die nooit in rust is, simpelweg omdat evenwicht in dit geval ook gelijk is aan stagnatie. Maar de lagen van een duurzaam bestaan zijn in continue onderlinge evolutie. Het zijn complexe en adaptieve systemen.

Tot slot: Dit geheel aan inzichten wordt ook wel de tweede wetenschappelijk revolutie genoemd. Het is de overgang van een mechanisch wereldbeeld naar een biologisch wereldbeeld. Het kan een nieuw ideaal zijn dat ademruimte geeft en een kans zijn voor het leggen van nuances. De uitkomst is dan werkelijke duurzaamheid; een spiegel van de natuur.

 

Small is Beautiful

Hieronder een beknopt uittreksel uit E.F. Schumachers belangrijkste werk ‘Small is Beautiful’. Dit citaat vat perfect Schumachers bedenkingen over onze moderne, geïndustrialiseerde samenleving samen. In eenzelfde beweging  introduceert hij een voorstel; een mogelijke oplossing. Het argument voelt relevanter aan als ooit tevoren, wetende dat dit werk voor het eerst in 1973 verscheen (bijna een halve eeuw geleden).

“I started by saying that one of the most fatal errors of our age is the belief that the problem of production has been solved. This illusion, I suggested, is mainly due to our inability to recognise that the modern industrial system, with all its intellectual sophistication, consumes the very basis in which it has been erected. To use the language of the economist, it lives on irreplaceable capital which it cheerfully treats as income. I specified three categories of such capital: fossil fuels, the tolerance margine of nature, and the human substance. Even if some readers should refuse to accept all three parts of my argument, I suggest that any of them suffices to make my case.

And what is my case? Simply that our most important task is to get off our present collision course. And who is there to tackle such a task? I think every one of us, whether old or young, powerful or powerless, rich or poor, influential or uninfluential. To talk about the future is useful only if it leads to action now. And what can we do now, while we are still in the position of ‘never having had it so good’? To say the least -which is already much- we must thoroughly understand the problem and begin to see the possibility of evolving a new life-style, with new methods of production and new patterns of consumption: a life-style designed for permanence.

To give only three preliminary examples: in agriculture and horticulture, we can interest ourselves in the perfection of production methods which are biologically sound, build up soil fertility, and produce health, beauty and permanence. Productivity will then look after itself. In industry, we can interest ourselves in the evolution of small-scale technology, relative non-violent technology, ‘technology with a humane face’, so that people have a chance to enjoy themselves while they are working, instead of working solely for their pay packet and hoping, usually forlornly, for enjoyment solely during their leisure time. In industry, again – and, surely, industry is the pace-setter of modern life – we can interest ourselves in new forms of partnerships between management and men, even of common ownership.”

“Today is already the tomorrow which the bad economist yesterday urged us to ignore”

Henry Hazlitt – Economics In One Lesson

Het is een noodzaak om een economische visie te ontwikkelen die leunt aan de inzichten en principes van de permacultuur. Ook hier is het ontwerp er één van veelzijdigheid. Resistentie ontstaat door een combinatie van veel factoren. De eenvoud ligt wederom in een reële complexiteit. Dit wil zeggen dat we onze financiële weerstand kunnen verhogen door te diversifiëren.

De basis van dit ontwerp ligt in de gelaagdheid, die de ware aard van de natuur is. Het financiële model is zodus een weerspiegeling van de principes van de natuur. Net zoals planten gildes vormen die elkaar ondersteunen (stikstoffixerende planten als natuurlijke groenbemesters, aromatische planten als ziektebestrijders, netwerken van mycorrhiza als voedsel verdelers etc) vormen ook diverse inkomstenbronnen gildes die op elkaar inwerken. En net zoals in de verbindingen in de natuur is elk element desondanks onafhankelijk van een ander. Dit wil zeggen dat de keten niet instort als er één element kapot gaat. De ketting is zo dus eerder een spinneweb dan een rechtstreekse aaneenschakeling van verbindingen.

Voedsel uit eigen tuin is zo een vorm van inkomen. De vaardigheid om objecten te maken en te repareren (i.p.v. weg te smijten) is een vorm van inkomen. Minder consumeren (en dus meer sparen) is een (onrechtstreekse) vorm van inkomen. Een job is een vorm van inkomen. Investeringen (in verschillende gedaantes) vormen een aparte categorie die hoog gediversifieerd kunnen worden. Het gaat hier om investeringen die op lange termijn renderen en dus duurzaam zijn (o.a. de zogenaamde ‘permanent portfolio’ beschreven door Harry Browne).

Voor de permantente investeerder staat die duuzaamheid (naast de gelaagdheid) centraal. We kijken naar de lange termijn en naar de impact van onze keuzes op het geheel en niet enkel onszelf. Of in de woorden van Hazlitt:

“The art of economics consists in looking not merly at the immediate but at the longer effects of any act or policy; it consists in tracing the consequences of that policey not merly for one group but for all groups… (but) the ‘new’ economists… overlook the woods in their precise and minute examination of particular trees.”