Over: Tijd

The present belongs to all; to die is to lose the present; which is the briefest of lapses. No one loses the past or future, because no man can be deprived of what he does not have. (Marcus Aurelius: Reflecions II, 14)

The form of the fenomenen of the will is really only the present, not the future or the past. Future and past are only in concept, exist only in the connection and continuity of knownledge in so far as this follows the principle of sufficient reason. No man has lived in the past, and none will ever live in the future; the present alone is the form of all life. (Schopenhauer: the world as will and representation I, 54)

Over de tijd kan men uitgebreid mijmeren. Zeker is: enkel het heden is realiteit. Verleden en toekomst bestaan slechts als concept: een abstract idee dat zich vormt naargelang onze kijk op de wereld. (zie o.a. ook de verhalen van Borges)

Interessant (en verder uit te diepen) is bijvoorbeeld het idee van het eeuwig durende nu, beschreven door Aldous Huxley in zijn Perennial Philosophy. De huidige visie is er één van eindigheid (Hawkiaans). Wat er voor de Big Bang kwam is (in deze kwestie) onbelangrijk. Maar: er was ooit een begin, dus daaruit volgend zal er ooit een einde zijn (of het Christelijke alternatief: er is een schepper, en dus ook een beginpunt. De apocalyps is dan het einde).

Een andere is die van de oneindigheid. Er is geen beginpunt en geen eindpunt. Op die manier lijken we te leven. Nooit ophouden, altijd vooruit, alsof dat voor eeuwig kan doorgaan. De tredmolen die continu blijft draaien.

Anderen opperen dan weer de mogelijkheid tot een circulaire tijdservaring. Of te wel: alles herhaalt zich. Ook dit lijkt een reflectie van een hedendaags bestaan gedomineerd tot routineuze ‘nine to five jobs’ en een dagelijkse overdosis aan schermstaren.

Druk op pauze.

Het alternatief is het eeuwigdurende nu. Indien de technologie ons zou toelaten om een allesomvattende foto te maken (een foto van het universum als het ware) met oneindig veel pixels, dan staat daar ook alles op. In dit ene tijdsframe wordt duidelijk dat alles één is en dat alles met elkaar in verbinding staat. Het is een voorbeeld van een ultieme complexiteit die in één simpel beeld gevat kan worden. Niets staat los van elkaar. En zo kunnen we iedere moment voor altijd laten duren. In de woorden van Huxley zelf:

The ‘specious present’ in which human beings live may be, and perhaps always is, something more than a brief section of transition from known past to unknown future, regarded, because of the vividness of memory, as the instant we call ‘now’; it may and perhaps alway does contain a portion of the immediate and even of the relatively distant future…That a temporal world is known and, in being known, sustained and perpetually created by an eternal consciousness is an idea which contains nothing self-contradictory’.

Als afsluiter: Het nooit afgewerkte epos ‘Das Passagen-Werk’ van Walter Benjamin vormt een soort puzzel bestaande uit duizend kleine fragmentjes. Het boek voelt effectief als een zoektocht waarbij men geheel willekeurig en treffend voor de tijdsgeest doorheen de geschiedenis van de 19de eeuw (en Parijs) flaneert. Ook volgens Benjamin zijn er verschillende manieren om de tijd aan te voelen en, zo betoogd hij, de kunst ligt erin om de tijd uit de nodigen en zich ermee op te laden in plaats van ze te verdrijven:

Man muss sich nicht die Zeit vertreiben – muss die Zeit zu sich einladen. Sich die Zeit vertreiben (sich die Zeit austreiben, abschlagen): der Spieler. Zeit spritzt ihm aus allen Poren. – Zeit laden, wie eine Batterie Kraft lädt: der Flaneur. Endlich der Dritte: er lädt die Zeit und gibt in veränderter Gestalt – in jener Erwartung – wieder ab: der Wartende.